Opdrachten
hoofdstuk 1
1. Bij geschiedenis heb je les gehad over de Middeleeuwen.
Schrijf in trefwoorden op wat je nog weet van de Middeleeuwen.
Ridders, kastelen, landbouw, monniken, van 500-1500 nChr.
, weinig mensen die konden lezen en schrijven, uitbraak van besmettelijke
ziektes, geloof speelde een grote rol in het dagelijks leven, boeren, veel
macht voor de adel en kerk, grootste deel van de bevolking was boer, veel
armoede.
2.
Zoek op wat de drie
voornaamste verschillen zijn tussen Karel- en Arturromans. Maak hierbij gebruik
van je literatuurboek of bijvoorbeeld van het hoofdstuk ridderliteratuur op
Internet.
De Karelromans staan meestal in het teken van oorlog en
massa-gevechten. De Athurromans daarentegen staan in het teken van individuele
avonturen, de hoofse liefde, tweegevechten en toernooien. Het tegenovergestelde
dus. Want i.p.v. oorlog zoals in de Karelromans gaat het in de Arthurromans
over individuele avonturen. Ook gaat het in de Arthurromans om tweegevechten en
niet zoals in de Karelromans over massa-gevechten. En het derde verschil is dat
in de Arthurromans de hoofse liefde voorkwam en in de Karelromans niet.
3. Vertaal de eerste 25 verzen van de Arturroman Ridder
metter mouwen in het Nederlands.
Ons vertelt het avontuur.
Dat koning Arthur op dit uur
Hield een hof zo heel erg groot
In die stad te Kardeloet
Op Pinksterdag
Dat men niet gelijk zag
Dat de koning een kroon droeg
En de koningin ook
Daar waren veel ridders te paard.
Dapper en voortreffelijk
De koning had ook laten maken
Van rood fluweel een kostbare stof
Een mantel en een rok, vijfhonderd paar,
Vol hermerijns en helder wit
En met blauw zijde gevoerd
Daar waren de ridders en de jonkvrouwen
Met de klederen en de goederen
Uitgedost, die hen goed stonden,
Daar waren 5000 ridders snel
Voortreffelijk , erg goed
Degene die de mis bij wonen
Veel ridders waren uitverkoren
Erec en Ydier, weet dat zeker
Gingen voor de koning daar
Met twee gulden roeden
Opdrachten
hoofdstuk 2
1. Leg uit wat de uitdrukking monnikenwerk - letterlijk en
figuurlijk - te maken heeft met het schrijven van boeken in de Middeleeuwen.
In de Middeleeuwen was het werk van de monniken
voornamelijk het overschrijven van boeken. Dat was een verschrikkelijke klus,
omdat men vaak werkte onder slechte omstandigheden en heel de tijd
geconcentreerd moest zijn. Ook moest men constant in dezelfde houding zitten.
Het was dus niet erg leuk om te doen. Letterlijk betekent monnikenwerk dan ook
het schijven van een boeken omdat dat in de middeleeuwen alleen door monniken
gedaan werd. Met de uitdrukking monnikenwerk
wordt bedoeld dat iets zwaar werk is en lang duurt. Die betekenis heeft
dan ook te maken met dat de monniken in de middeleeuwen boeken overschreven.
Dat was ook zwaar en duurde erg lang.
2. Er zijn prachtige middeleeuwse handschriften bewaard
gebleven.
Bijvoorbeeld de Spieghel Historiael van Jacob
van Maerlant. Bekijk een bladzijde van dit boek en omschrijf kort de betekenis
van de volgende termen: gehistoriseerde initiaal, miniatuur, rubriek, lombarde,
marginalia.
gehistoriseerde initiaal: Grote versierde beginletter
miniatuur: Met de hand geschilderde
afbeelding in een middeleeuws boek.
rubriek: Met
rode letters aangegeven regel in een manuscript om de titel onder de aandacht te brengen.
lombarde: Middeleeuwse
sierletter
marginalia:
kanttekeningen
Opdrachten hoofdstuk 3
1. Tegenwoordig hebben romans een titelpagina. Dat is
eigenlijk al zo sinds de boekdrukkunst. Probeer te verklaren waarom
middeleeuwse handschriften niet zo'n pagina hebben. Betrek in je antwoord de
productie van boeken en de paragraaf lezen en luisteren. Geef ook aan waarom de
middeleeuwse drukkers de titelpagina hebben uitgevonden.
Middeleeuwse handschriften hadden waarschijnlijk geen
titelpagina omdat het eigenlijk niet nodig was. De meeste verhalen die werden
verteld in die tijd, niet gelezen. Het was dus onnodig om een titel pagina te
hebben als het toch niet door iemand bekeken werd, en het kostte veel tijd die
beter aan een ander boek besteed kon worden. Toen de boeken gedrukt werden werd
het ook echt als boek verkocht en moest men natuurlijk wel kunnen zien om welk
boek het ging. Daarom is de titel pagina erg handig zo kon men zien welk boek
het was, aangezien er veel meer boeken waren dan voorheen.
2. Leg uit hoe het komt dat elk middeleeuws boek een uniek
exemplaar is.
Elk boek werd in de middeleeuwen met de hand geschreven.
Hierdoor duurde het erg lang voordat er één boek klaar was. Er werd dus maar
één exemplaar van een boek gemaakt. En elk boek was op zich zelf dus uniek,
omdat het erg veel tijd kostte om er meer te maken. Er was namelijk nog geen
boekdrukkunst uitgevonden.
3. Zoek in het fragment van Ridder metter mouwen een vers
waaruit blijkt dat het de bedoeling van de schrijver was dat de tekst hardop
zou worden voorgedragen.
Here Tristram, die goede. Regel 66
Opdrachten
hoofdstuk 4
1. Noteer kort wat in je opkomt bij het horen van de naam
koning Artur.
Een verhaal over koning Arthur en de ridders van de ronde
tafel. Tovenaar Merlijn. Veel avonturen.
Zoektocht naar de graal.
2. Waarom worden Arturromans ook wel Keltische romans
genoemd?
Omdat de verhalen over koning Arthur door de Kelten
mondeling zijn overgedragen. Zij hebben dus het verhaal over Arthur van vader
op zoon doorverteld en hierdoor is het uiteindelijk opgeschreven enkele jaren
later. Het is dus eigenlijk een Keltisch verhaal.
3. Hoe zijn de verhalen over Artur op het vasteland bekend
geworden?
Doordat de Britse Kelten (de oorspronkelijke bewoners van
Groot-Brittannië) terug gedreven worden door andere volkeren vluchtten sommigen
van hen naar de Franse provincie Bretagne. Ook hier worden de verhalen over
koning Artur verteld en zo komen de verhalen dus ook op het vaste land terecht.
Opdrachten
hoofdstuk 5
1. Zoek op Internet, in Encarta of een andere bron,
informatie over Chrétien de Troyes. Schrijf iets over zijn leven, vermeld de
titels van zijn teksten en ga in op de betekenis die hij heeft gehad voor de
Arturroman.
Chrétien de Troyes was een Franse dichter en wordt als
grondlegger van de Arthurroman beschouwd. Hij leefde van ongeveer van 1135
-1183. Eerst woonde hij in Troyes waar
hij als hofdichter van de hertogin van Champagne. Later werd hij dichter aan
hof van Vlaanderen. Hij schreef 5
arthurromans:
Érec et Énide, Cligès,
Lancelot, Yvain en Perceval ou le conte du Graal.
Chrétien zette de trend van de Arthurromans en maakte het
bekend in heel Europa.
2.
Leg uit waarom de
verhalen over koning Artur en zijn ridders enorm populair waren aan de Europese
hoven.
Doordat met het ten eerste herkende, het ging namelijk
ook over koningen en ridders. Je las dus eigenlijk over ‘collega’s’. Ook was de
hoofsheid een ideaal. Hier wilde men naar toe streven in het hof, en het was
een middel om je te onderscheiden van de rest van de samenleving die niet zo’n
goede levensstijl had. Ook bood het lessen in wenselijk gedrag.
3. Leg in je eigen woorden uit wat registrale kunst
betekent.
Registrale kunst is een vorm van kunst waarbij je door
middel van het opnieuw koppelen en rangschikken van bekende dingen iets
origineels of nieuws maakt.
4. De middeleeuwse Arturromans lijken op onze detectives,
thrillers of doktersromans. Verklaar deze bewering
Ook in onze romans komt liefde voor net als in de Arthur
romans. Ook is er in beide soorten verhalen spanning en avontuur. Het zijn
eigenlijk gewoon dezelfde soort verhalen alleen dan in een andere tijd
geschreven, dus is het anders verteld en wordt er over andere dingen gesproken.
Maar toch lijkt het erg veel op elkaar.
5. Arturromans zijn spiegels van hoofsheid. Onder andere
blijkt dit uit de pracht en praal aan het hof en de manier waarop de ridders en
jonkvrouwen met elkaar omgaan. Ander kenmerk is dat het begin van een
Arturroman vaak vaste elementen bevat. Lees het begin (vers 1 t/m 86) van de
Ridder metter mouwen. Noteer:
·
Welke typische hoofse elementen het
fragment bevat.
·
Welke stereotype beginkenmerken je
herkent.
Er
werd goed met elkaar omgegaan en men gedroeg zich netjes en hield zich keurig
aan de regels.
6.
Lees de
tekstpagina over de middelnederlandse Arturroman Ferguut en het fragment met het gesprek
tussen Ferguut en de jonkvrouw Galiene. Geef antwoord op de volgende vragen:
- In het gesprek tussen Ferguut en Galiene is
sprake van een miscommunicatie. Welke?
- Leg uit of Ferguut een hoofse ridder is die
begrepen heeft wat de hoofse liefde inhoudt?
a.
Ferguut
denkt dat Galiene een spelletje met hem speelt maar dat is niet zo.
b.
Nee,
want als je een hoofse ridder bent mag je vrouwen niet kwetsen en dat doet hij
nu wel want hij breekt het hart van Galiene.
7. Rond 1100 liepen er op het Europese continent heel wat
Waleweins en Arturs rond. Leg uit waar dat een aanwijzing voor is en waarom.
Zo leek het of zij afstamden van van de heldhaftige
koning Artur. En zij dus van adel zijn. Ook lijkt het nu of zij afstammen van
heldhaftige mensen waardoor hun aanzien groter werd.
8. Welk ridderideaal wordt in de Graalromans gepropageerd?
Zoek op, in Encarta, op Internet of een andere bron, met wat voor soort tochten
de opkomst van dat nieuwe ideaal te maken heeft.
De boodschap is dat de vroegere ridderlijke waarden ,dapperheid, hoofsheid hun langste tijd
hebben gehad. En dat de keerzijde van het ridderschap aan de orde komt. Ook
komt het geloof in beeld. De ridders zijn naast dapper en hoofs ook er gelovig
en voelen zich dan ook aangetrokken tot god. Het heeft dus te maken met een
nieuw ideaal en dat is dat men goed moet geloven en zich aan de regels van het
geloof moet houden.
Opdrachten
hoofdstuk 6
1. Arturs Ronde Tafel leeft in onze tijd voort in het
verschijnsel van de rondetafelconferentie. Leg uit wat dit verschijnsel te
maken heeft met de Ronde Tafel uit de Arturverhalen.
Een rondetafelconferentie is een conferentie tussen
gelijkwaardige partijen. De ronde tafel uit de arthurverhalen wordt gezien als
gelijkheidsideaal in vergadering. Bij deze ronde tafel was iedereen gelijk. Men
wilt dit dus ook bereiken bij een rondetafelconferentie.
2. Heel wat plaatsen in Groot-Brittannië worden in verband
gebracht met koning Artur. Op deze kaart zie je er een aantal. Stel, een club
bekenden (vrienden, familie) vraagt jou - want inmiddels ben je Arturdeskundige
- ze rond te leiden langs een aantal bezienswaardigheden waar de geest van onze
legendarische koning nog rondwaart. Stippel deze route uit en besteed daarbij
in elk geval aandacht aan de volgende plaatsen: Tintagel, Winchester, South
Cadbury, Glastonbury, Dozmary Pool en Salisbury. Noteer in welk opzicht deze
plaats verband houdt met koning Artur (wat is er te zien?) en schrijf over elke
bezienswaardigheid kort wat toeristische informatie die je zou kunnen gebruiken
tijdens een rondleiding. Om aan je informatie te komen kun je van Internet
gebruik maken, maar bijvoorbeeld ook van reisgidsen over Engeland. Een hele
mooie is die van Dominicus: In de voetsporen van koning Arthur, geschreven door
Nicki Bullinga.
Tintagel: dit is de geboorteplaats van koning Arthur en
heette toen Camelot. Er zijn nog prachtige ruines te bekijken. Voor de ruines
van het kasteel waar koning arthur waarschijnlijk heeft geleefd is een enorme
kloof te vinden. Toch kan men door een brug bij de oude ruines kijken.
Winchester: In het oude koninklijk paleis, de great Hall,
is de ronde tafel van de verhalen van king arthur ondergebracht.
South Cadbury: ook van deze stad wordt gezegd dat het
kasteel van koning arthur hier heeft gestaan
Glastonbury: Hier zou de heilige graal van het verhaal
hebben gelegen.
Dozmary Pool: bij dit meer zou koning arthur het heilige
zwaard de excalibur gekregen hebben.
Salisbury: ook hier hebben de verhalen van koning arthur
zich afgespeeld.